18 Eylül 2020 Cuma

DE RODE FIETS




DE RODE FIETS

 

Het regent al twee dagen, alsof de regen onophoudelijk uit glazen wordt geleegd. Het is vreemd maar er vormen zich geen plassen in de straat. Ik kan er niets aan doen mij te verbazen waar zoveel water naar toe gaat. Ik maak voor het eerst mee dat het zo lang regent. Het  is nogal koud.

Alhoewel er vanuit de hemel naar de aardoppervlakte vloedwater discreet naar beneden valt, gaan de mensen onverstoord met de fiets naar hun werk of school. Het ritme van het leven gaat zonder onderbreking in hetzelfde tempo  en harmonie door.

Mijn vader zegt dat hij een fiets voor mij gaat kopen. Dat maakte me zo blij dat ik hem een aantal keren op de wang kuste. Ik zei dat ik graag een rode wilde hebben. Hij zal vandaag of morgen de fiets wel kopen, hoop ik. In dit kleine land heeft iedereen wel een of twee fietsen. Voor elk gebouw staan op z’n minst dertig à veertig fietsen waarbij de een op de ander ligt en die met kettingen op slot zijn. Ik denk niet dat Nederlanders arm zijn maar de meeste fietsen zijn oud. Ik vermoed dat het hen niet uitmaakt of hun fiets oud of nieuw is. Als zij zo denken, is dat natuurlijk goed oké.

          Het is herfst. Op de dag dat wij aankwamen werden we verwelkomd door een stormachtige wind. Om precies te zijn was het geen warm welkom.  We hadden niet de verwachting dat wij met de rode loper zouden worden ontvangen, maat de eigenwijze wind waaide al bulderend van alle kanten tientallen bladeren in het rond. Het stof van onze voeten verspreidde zich naar ons haar en gezicht. Zoveel verontwaardiging op de eerste dag! Eigenlijk een gastvrijheid om je voor te schamen.

          Natuurlijk bleef er geen stof op onze schoenen liggen. Als ik zeg dat we met een slecht humeur werden ontvangen, dan denk ik dat het zo is. De droge en geelgekleurde boombladeren bedekten de voetpaden en straten. Nadat de bladeren door de wind omhoog werden geblazen en samen met de wind in onze gezichten, bleven ze in de gleuven van de muur bewegingloos liggen. Het is de eerste keer dat ik zoveel boombladeren bij elkaar zie. Ik zal hier een principe uit de doeken doen dat alles verklaart. Zolang de droge en geel geworden bladeren in de lucht rondvliegen, kun je niets zien. Met het liggen van de storm in de namiddag, landen de gevleugelde bladeren een voor een als een mus op de grond. Eenmaal op de grond verlaten de bladeren de gedaante van een mus en vormen ze weer een geel tapijt.

Nee, ik moet terugkeren naar de plaats waar ik toen bij de eerste gelegenheid kwam. Het is in Diyarbakir nog niet koud geworden. Trouwens, het is een week geleden dat ik in dit verre land verre land ben aangekomen. Of ik wel of niet zal wennen, weet ik niet. Mijn vader is al achttien jaar hier. Omdat zijn verlangen naar ons ondraaglijk werd, haalde hij mijn moeder, mijn dertienjarige zus Zelal en mij naar Nederland. U zult vast wel willen weten hoe mijn naam is? Ik heet Halil en ik ben zestien jaar jong. Mijn snor en baard geven mijn gezicht geleidelijk aan een nieuwe vorm. Een nieuw gezicht waardoor ik mij vreemd voel, maar duurt niet lang. Daar ik eindelijk bij mijn vader ben, heb ik veel tijd om hem te imiteren.

          Ik laat mijn kindertijd langzaam maar zeker achter mij. Mijn eerste schreden in een moeilijke tijd. Mijn vader wilde dat de naam van mijn grootvader in mij zou voortleven. Ik houd van mijn naam. Misschien wel omdat ik van mijn grootvader Halil houd. Hij is niet met ons meegekomen. Mijn oma is twee jaar geleden overleden. De toestand van mijn grootvader op die dag zal mij altijd bijblijven. Hoe hij zo eenzaam achter bleef. Hij was kleiner geworden, als een afgebroken tak die met angst naar beneden viel. In zijn ogen die op de kleur van de zon lijken, kon je dit heel makkelijk zien. Door hem zo achter te laten denk ik dat zijn eenzaamheid ook ondraaglijk werd. Ik weet niet wat er dan in zo’n situatie met je gebeurt. Toch was hij bij mijn ooms en de rest van onze familie, waarbij hij het gemis van Zelal en mij diep in zijn hart voelde. Als ik daar zou blijven zou mijn vader hetzelfde gemis ervaren. Hier heb ik een betere toekomst.

          Veel vrienden die ik vertrouw en lief zijn, waren wel achter gebleven. Ik mis ze nu al. Hoe we elkaar voor de gek hielden en plaagden. Dat ik kon genieten om met hen samen te zijn. Elk van hen was zoveel als een broer van mij, Zou ik dezelfde vriendschappen kunnen krijgen? Dat is voor mij nu de grootste zorg.

          Zelf heb ik nooit een fiets gehad. Fietsen heb ik op de fietsen van mijn vrienden geleerd. Ik denk dat mijn vader, als hij van zijn werk thuiskomt mijn fiets zal meebrengen. Hij kan zo komen. De deurbel kan elk moment gaan. Als ik mijn fiets krijg kan ik dan in deze regen wel fietsen? Eindelijk kwam mijn vader opdagen én wel met een rode fiets, ja echt heel mooi. Ik kon mijn ogen bijna niet geloven. Urenlang zou ik er naar kunnen kijken. Het leek wel of mijn

handen de lamp, de bel, het stuur, het zadel en de voor- en achterkant met bewondering liefkoosden. Ik voelde mij enorm gelukkig. Ik ging met mijn fiets er op uit, ook al regende het hevig.  En ook al waren mijn moeder en vader wat bezorgd, beloofde ik ze dat ik snel zou terug komen. Is het niet zo dat Nederlanders in dit weer wel op de fiets zitten?

          Op de snel ronddraaiende pedalen liet ik ons huis meer en meer achter me. Als mijn vrienden er bij waren, wie weet hoe jaloers ze zouden zijn. Ik zou zonder aarzeling ze op mijn fiets laten fietsen.  Zo graag zou ik willen dat mijn opa dit moment van geluk kon mee maken.  Hem gelukkig zien is voor mij het allerbelangrijkste. Zijn liefde en goedkeuring ervaren. Ik geloof dat het mij tegen het kwaad zal beschermen. De ogen van mijn gevoelige opa wisten zich meteen met tranen te vullen. Ik kan de blikken van mijn vrienden en van mijn opa niet goed uit mijn hoofd zetten. Ik mis ze! Zeven dagen ben ik van hen weg, maar het voelt als zeven jaar.

          Ik ben erg nat geregend. Mijn bovenlichaam en hoofd zijn drijfnat. Ik had beloofd dat ik snel weer thuis zou komen, maar ik ben al een uur buiten. Ik moet terug gaan want ik ben al aardig ver van huis. Dat lijkt wel leuk, maar welke weg moet ik terugnemen? Ik denk dat ik verdwaald ben en begin bang te worden, want waar ben ik? Het blijft hard regenen. Onder een dakrand van een huis kan ik schuilen en wacht af. Niemand komt of gaat. Hoe zou ik een voorbijganger in een taal die ik niet ken, vertellen dat ik verdwaald ben. Daarbij weet ik ook ons adres niet. Het was een gebouw van rode baksteen bestaande uit vier verdiepingen. De straten zijn kopieën van elkaar zoals je in Diyarbakir,

Dagkapi, Urfakapi, Yenikapi en de Mardinkapi hebt. Kunt u zich een stad zonder poorten voorstellen? Als ik in mijn stad  zou zijn, zou ik niet verdwalen, maar zou dat wel zo wezen er op dat ogenblik ik weet niet hoeveel mensen om mij heen draaien om mij te helpen.

          ‘Mijn broeder, van wie ben jij er een? Waar is jouw huis? Hoe heet jouw vader?' Een ander zou zich er meteen mee bemoeien.

          ‘Hou op met het stellen van vragen en pak hem bij de andere arm beet zodat wij hem omhoog kunnen helpen.’

          Met soortgelijke kreten in mijn hoofd viel ik na een tijdje in slaap onder een trap waar ik schuilde. Tijdens dat slapen moest ik zoveel hoesten, waardoor de verontruste bewoners van de bovenste verdieping de politie belden. Met politiesirenes en blauwe zwaailichten keerde ik terug naar de bewoonde wereld. Ze vroegen me de hemd van het lijf, waar ik niets van begreep. Ik kon geen enkele vraag beantwoorden. Ik zocht naar mijn fiets maar die was nergens te zien en was behoorlijk in de war.  

          Twee politieagenten pakten mij gelijktijdig bij de armen beet. Ze sleepten me naar de politieauto waarvan de sirenes uitgezet waren. Ik verzette mij, maar de agenten waren zeer sterk. Ik kon geen weerstand bieden. Voortdurend keek ik achter mij en zocht naar mijn kostbare rode ‘schat’. Wat zal ik tegen mijn vader en moeder zeggen? De dag waarop ik aankwam,  werd de dag waarop ik verdwaalde.

          Op het politiebureau wachtten mijn vader en moeder die  ongerust waren, op mijn komst. Toen ik binnenkwam overlaadde mijn moeder met veel affectie. Zij droogde mijn haren en hoofd met de handdoek die een agent haar had aangereikt. Aan de ene kant drukte zij kussen op mijn voorhoofd, dat van koorts leek te branden en ook op mijn wangen. Aan de andere kant kreeg mijn vader verdere informatie van de politie.

          Na te zijn verzonken in de wereld van mijn dromen, moet er iemand daaruit geweest zijn die net zo nat was als ik en die er met mijn fiets vandoor is gegaan. Dit betekent dat het niet uitkomen van mijn dromen nu genoeg was. Hij heeft geen geweten, waardoor hij het geluk in mijn hart niet kan zien.

          Mijn vader werd niet boos. Alleen omdat ik niet thuis was op het beloofde tijdstip, vond hij dat wel vervelend. Ze waren bang omdat ze dachten dat ik misschien in een van de kanalen zou zijn gevallen.  Hij zei verder dat ik mij geen zorgen hoefde te maken om mijn fiets en dat hij met geld van zijn salaris weer een nieuwe zou kopen. Ik wilde dat de fiets opnieuw rood van kleur zou zijn.

          Wel een maand moet ik wachten om mijn fiets in handen te krijgen. Tot die tijd zou ik vanwege het missen van mijn vrienden en van mijn opa nieuwe vriendschappen kunnen sluiten. Morgen ga ik voor het eerst naar school. Ik krijg les in een taal waarvan ik geen woord ken.  Hoe zullen de kinderen in de klas naar mij kijken, lachen en voor de gek houden.

          Misschien zou ik vriendschap sluiten met een meisje met blond haar en rode wangen, dat mij zou denken aan Nederlandse rode tulpen en zoals de kleur van mijn fiets die ik kwijt ben? Ik zou haar van school halen en haar met mijn fiets naar huis brengen. Ook zou ik haar hand  vasthouden  en haar blonde haren met mijn vingers kammen. Ik zou haar omhelzen en met een grote glimlach een foto van ons samen laten maken. Deze fantasie dromen van ons zou ik dan naar mijn vrienden sturen die ik heel erg mis.

          Het is beter om ze niet naar mijn opa te sturen want dan zou ik mij wat schamen!

          Nu voel ik mij niet op mijn gemak en heb veel twijfels. Ik ben bang. Denkt u dat de vader van het blonde meisje net zo boos wordt als de vaders met enorme snorren uit Diyarbakir? Ik denk niet dat hij een snor heeft, maar zouden ze mij met een dikke stok slaan terwijl ze daarbij ‘die straat is van jou en deze straat is van mij ’roepen en me verjagen. Zullen ze me als een hond laten leven die ze verwaarlozen. Zal mijn wereld ineenstorten? Zullen ze de vaders uit mijn stad na-apen? Zullen ze met de snelheid van het uitspugen van een haar mij genadeloos met de stok in hun handen op mijn hoofd, mijn rug of mijn achterste slaan? Ik weet dat u zegt dat het zo niet zal gaan, het echt niet kan.

          Dit was jaren geleden. Ik kan nu pas over mijn weggestopte gevoelens praten. De tijd is als water weggevloeid. Ik ben nu in de veertig. Mijn vader is met pensioen. Ik ben met een bloedmooie vrouw getrouwd. Haar haar heeft niet de kleur geel van Nederlandse tulpen. Het is niet anders, maar is zo zwart als steenkool. Ik houd erg veel van haar. Net zoals mijn ouders heb ik een dochter en een zoon. Ik ben niet geslagen door Nederlandse vaders. Zo’n gewoonte hebben ze niet.

          Ik heb nog steeds mijn rode fiets. Ik pas er goed op en sper mijn ogen wijd open om alles goed in de gaten te houden, hij heeft geen enkele kras.  De herinnering blijft levend. Ik heb alleen de handremmen en de banden vervangen toen het noodzakelijk was. Mijn opa leeft niet meer en ik blijf hem missen. Ik bezoek al mijn vrienden als ik naar Diyarbakir ga. Ik heb Nederland aanvaard en mijn draai gevonden en ik houd van Nederland. Amsterdam is mijn tweede stad geworden die mij dierbaar is. Kort gezegd, ik ben gelukkig, Ik hoop dat iedereen die deze alinea’s leest ook gelukkig is.

 

 

Amsterdam, 17 november 2018.

 

 

 

 

Vertaling : Corry de Broer

Hiç yorum yok:

Yorum Gönder

KORKU

      KORKU   “Elimde değil Olric! Ne efendimiz? Elleri Olric elleri…”   Oğuz Atay - Tutunamayanlar   Fırtınalı bir denizin da...